Rockanje zomer 1959
Een klein ventje op het strand,
Met een gebreid badpak aan,
Wat eens zijn zusje schattig had gestaan.
Zes jaar oud met schep van blik,
Water tegenhouden, ja dat kan ik.
Vechten tegen eb en vloed, de elementen, omkijkend op weg naar huis, de dam houdt stand.
Aan tafel denk ik aan het graven, zand en dam. De volgende dag wilde ik verder gaan, hoger en sterker, totdat ik erop kon staan.
Het viel tegen alles verdwenen, dus ik begon opnieuw elke dag weer maar kon niet winnen, ik kon er niet op staan.
Zand spoelde langs mijn voeten terug naar zee, water wat ben je mooi ik wil met je mee.
Zo zou het altijd blijven gaan.
De natte wol zuigt zich vast, wordt zwaar zakt af.
Een jongen in badpak is dat raar? Het bedekt,
Dat had het ventje nog niet ontdekt.
Schaamte bestond al voordat hij er was.
Me schamen deed ik nog toen nog niet, en nu niet meer. Maar daartussen.
Decennia later, ben ik nog hier.
Mijn inspanningen en dammen verzandden in de tijd, gaven me plezier.
Die ene dam gaat nog even door,
Dat is de Dam met Peter ervoor
Ik keek om en zag wat overbleef.
WATER, WIND EN WOLKEN.
Het spoelde, beroerde en was prachtig.
Mag jou leven ook zo zijn.
Universele liefde wat ik later begreep, is liefde die is en altijd zal zijn.
Daarom is het leven zo fijn.
6 februari 2022
Dit zal na mij zijn, wat voor mij is geweest. (Seneca)
Iedere dag van mijn leven, verzette ik bergen, waar niets van overbleef.
De kracht en de energie van dat kind op het strand dat bleef bouwen aan die dam nam ik mee op mijn levenspad.
Nu heb ik geleerd; het gaat niet om het doel, het gaat om de weg ernaartoe.
Alles traag en gestaag. Te beginnen vandaag.
Morgen is de eerste dag van de rest van je leven.